“Dan mag jij op het het knopje drukken,” zei de moeder. Het jongetje viel bijna om van enthousiasme. Met de trein mee en dan ook nog de deuren opendoen, wat een dag had hij. Ik zette een stapje naar achteren, want ik stond al klaar bij dat knopje.
Bij alle ergernissen die de trein kan opleveren, blijft dat ene kleine genoegen altijd onaangetast. Knop indrukken. De deuren die zwaar opengaan. En jij die dat gewild hebt, jij bent degene door wie al die andere mensen uit en in de trein kunnen. Het is een gevoel van triomf. Van zelfvoldaanheid. Jij kan het.
Dat eerste zoete moment moet natuurlijk gevolgd worden door iets dat passend is. Wie de deur opent, mag er als eerste door. Daar gaat het helaas vaak mis.
Als ik in de trein sta en de deuren heb geopend, kijk ik al te vaak in de gehaaste gezichten van mensen die nergens respect of gevoel voor hebben. Ze hebben slechts één enkel verlangen: naar binnen stormen. En daar willen ze dan meteen mee beginnen, maar dat hebben ze buiten de vrouw gerekend. Die vrouw ben ik. Op zo’n moment zei ik met een keiharde damesstem: “Pardon, hoor” en loop recht tegen de stroom van binnenkomers in. Soms duw ik schouders opzij, en dan zeg ik het nog een keer zo luid mogelijk: “Pardon, hoor.”
Nooit eens komt er een antwoord. Geen enkele keer zie ik iemand opeens bedenken, dat dit eigenlijk de verkeerde gang van zaken is. Het stelt me teleur. Had ik niet op het knopje gedrukt, dan was de deur niet open gegaan. De wereld staat in brand, we voelen ons machteloos, laten we zuinig zijn op de kleine mooie dingen van het dagelijks leven.
Het jongetje in de trein was vermoedelijk vijf jaar oud. Hij had hip opgeknipt blond haar, net of hij in de jaren 1950 naar de kapper was geweest. De trein stopte te langzaam naar zijn zin, hij had het knopje al een paar keer ingedrukt. “Even wachten,” maande zijn moeder. Toen kwam zijn glorieuze moment. Knopje. De opening van de treindeuren. Hij keek zijn moeder aan. “Goed gedaan,” prees ze. Samen met haar stapte hij uit. De trein was op dat moment van hem, net als het station en misschien de hele wereld wel. O, dat het altijd zo mag blijven.
Vilan van de Loo