In principe is mijn leven simpel en eenvoudig. Ik zit aan tafel en ik tik. Soms ga ik ergens heen en dan praat ik over hetgeen ik getikt heb. Of ik ga ergens heen om iets op te zoeken waarover ik wil tikken. Sinds kort is dat veranderd. Bertje heeft zijn mojo gevonden.
Ik weet het, dat van die mojo is een lelijke uitdrukking. Bij gebrek aan beter gebruik ik ‘m toch. Mijn grote huiskater Bert heeft, langzaam maar zeker, gewonnen aan zelfvertrouwen. Hij voelt zich meer op zijn gemak en dat heeft tot gevolg, dat hij durft te zeggen wat hij wil, op een moment dat hij dat wil, op de manier die hij wil. Ik volg zijn ontwikkeling met belangstelling, het is net of hij nu meer zichzelf is. Alleen heb ik er moeite mee.
De situatie is nu zo, dat Bert ‘s nachts aandacht en geruststelling wil wanneer hij zich toch wat onzeker voelt. Overdag wil hij vooral in mijn arm liggen en slapen. Dat kan best een uur duren, ik heb het een keer geklokt. Hij ligt op een ultrazacht groot kussen op de bank en ik zit ervoor, zo met mijn arm om hem heen. Op schoot zitten zou een uitkomst voor mij zijn gezien het computerwerk, maar dat is nog te moeilijk voor hem. Daarbij is Bertje nogal groot – tien pond en brede voorpoten- dus ik weet niet of ik over hem heen bij het toetsenbord zou kunnen komen.
Bertje heeft zich ontpopt tot een zachte aanhankelijke knuffelkater. Ja, wat u zegt, dat is heerlijk. Het aanbod van liefde in huis is daarmee groot en ietwat overweldigend. De problematiek heeft zich verplaatst van hem naar mij, want ik durf geen “nee” tegen hem te zeggen. Misschien krijgt hij daar een terugval van. Of hij gaat zich afgewezen en ongelukkig voelen, dat moet niet. Dan is hij zijn mojo kwijt en wie weet komt dat ding nimmer weerom. Wanneer ik een deadline heb, en Bert wenst te knuffelen dan zeg ik laf: “Even dan”. Ik weet, dat zijn “even” snel een half uur kan duren.
Zit ik weer aan mijn werktafel, dan kijk ik op de klok en voel me wanhopig. Zo veel te doen, zo weinig tijd. Vanaf de bank klinkt een tevreden snurkgeluid. Hij wel. Ik typ sneller want ik weet, straks klinkt het weer: “Miaauww?”
Vilan van de Loo