De nacht was halverwege toen het huis trilde, net als het bed waarin ik rustig lag te slapen. Ik schrok wakker. Bert miauwde, of nee, hij piepte. Meteen stak ik mijn hand uit om hem te aaien. “Bertje, ik ben er.”
Het is eng als het huis trilt, vooral ‘s nachts. Ik voelde me alert en weerloos. Dat duurde een paar seconden en daarin dacht ik aan Groningen, aan het reiskorfje van Bert dat helemaal beneden in de gang stond, aan mijn huissleutels, aan geld en aan mijn evacuatieplan dat nog steeds niet af is. Toen herinnerde ik me de brief van de gemeente, waarin gesproken was over werkzaamheden die ook ‘s nachts doorgingen. O, ja.
De herrie bleef, die nacht en de dagen erna. Je went er een beetje aan en toch niet. Wanneer het stil is, valt dat opeens op. Als het weer begint, voel je aan de teleurstelling dat je had gehoopt dat het voorbij was. Bertje had meer knuffels nodig dan anders en hij zat niet zo graag meer in de vensterbank.
Ondanks de nette gemeentebrief zat het me toch niet lekker. Door de smalle straat denderde achtereenvolgens een hoogwerker, iets dat op een reuzen-tractor leek en daarna enkele andere gevaartes. Alles mag kennelijk, na zo’n brief.
Toen ik in mijn kring begon te klagen, kwamen de verhalen vol herkenning. Over een brievenbus die even klepperde om zo’n gemeentebriefje door te laten waarna de hel van herrie los barstte. Weken lang. Soms kwam er een nieuw briefje over uitloop van werkzaamheden en dan stonden daar telefoonnummers in. Belde je, dan was er meestal niemand aanwezig. Of iemand die zei, er verder niets van te weten en dat het nu eenmaal moest.
Het betekent dus klagen en verdragen. En mijn zegeningen tellen, zoals het feit dat ik in een huurhuis woon. Door het trillen is een zijplaat van mijn dakkapel losgeraakt en ‘s morgens kan het dus gebeuren dat het huis trilt en de plaat vrolijk kleppert, ik hoor in de slaapkamer het luid en duidelijk. Er moet een hoogwerker komen – ja, weer eentje – zodat een monteur die plaat kan vastzetten. Die reparatie betaalt de woningbouwstichting. Toch nog een zilveren randje aan deze donkere wolk. Kunt u zeggen, zonder die werkzaamheden zat die plaat nog gewoon vast. Dat klopt, en als mijn oom een vrouw was, dan was hij mijn tante geweest.
Vilan van de Loo