Het zal altijd zo geweest zijn, maar sinds kort valt het me op. Mijn grote huiskater Bert snurkt. Ook en vooral wanneer hij op bed slaapt. Elke keer als ik het hoor, doet dat iets met me. Het maakt me zacht.
Hoe kan het toch, dat een dier iets doet en het vertedert, terwijl hetzelfde gedrag van een mens een enorme woede kan opwekken?
Ik herinner me al te goed dat ik een vriend had, die snurkte. Dat luide zagen, waardoor je geen oog meer dicht doet en geleidelijk (dat wil zeggen binnen vijf minuten) tot een kookpunt van razernij raakt, omdat je al zo moe bent en nou dit ook nog moet horen. En hij slaapt wèl. Er waren momenten dat ik een kussen op dat snurkende hoofd wilde drukken. Inderdaad, dat lost het snurken op en er ontstaan helaas meteen andere problemen. Nu is het uit. Niet daardoor. Maar bij al het goede van die man dat ik aanvankelijk miste, was ik toch opgelucht nu heerlijke stille nachten te beleven.
Bert zaagt niet, Bert ronkt. Onregelmatig en niet eens zo hard, maar iets in mij reageert door wakker te worden. Ik wil zeker weten dat hij in orde is. Daarvoor moet ik wakker zijn. In de eerste seconde begrijp ik de situatie. ‘Wat lief,’ denk ik. ‘Hij slaapt zo heerlijk, misschien droomt hij wel van iets fijns.’ Daarna ga ik weer slapen en dat lukt altijd.
Nu ik erover nadenk, doet Bert wel meer dat me vertedert en waar een man beter niet over na kan denken. Eens had Bert in huis een ongelukje; hij miste de bak die ik net aan het schoonmaken was. Ik knuffelde hem als troost omdat hij zoiets ongewoons had moeten doen. Een man die hier naar de wc gaat, kan dat meubel beter achterlaten zoals hij het aantreft. Schoon. Anders was dat zijn laatste bezoek. Soms maakt Bert iets stuk. Kan gebeuren. ‘s Morgens komt hij af en toe veel te vroeg mij wakker maken. Nou ja, hij heeft ook geen horloge. Ik leg uit dat ik nog moet slapen en even later komt hij terug. De schat. “Kom er gauw bij,” zeg ik slaperig en binnen de kortste keren ligt Bert weer te snurken. Ik niet.
Misschien hou ik meer van Bert dan ik van welke verkering ook heb gehouden. Het ging vanzelf, en het wordt steeds meer.
Vilan van de Loo