Het duurde een uur, langer nog, twee uur vermoed ik, tot het duidelijk was dat die nacht slapen heel moeilijk zou worden. Buiten klonk doordringend gebonk en gestamp. Er was een festival gaande. Aan geluidsisolatie had niemand gedacht.
Woelen en wensen dat de slaap komt, is vragen om wakker liggen. Het was donker in huis, maar ik besloot op te staan. Even naar de keuken, een slokje water drinken, misschien hielp het.
Ik was net in de huiskamer, toen er vanaf de overloop bij de voordeur een miauwen klonk, steeds luider. Mijn tienponds huiskater Bert had me gehoord en hij wist dat er iets aan de hand was. “Ik kan niet slapen,” zei ik tegen zijn gezicht. Hij gaf mijn benen een kopje en sprong op zijn kussen. Daar keek hij me aan. Ik moest bij hem komen. Dan kon ik het uitleggen. Dus dat deed ik. Bertje is begripvol van karakter, dankzij hem spaar ik een eigen bijdrage voor een psychiater uit.
Het lawaai buiten ging intussen door. Af en toe klonk harder, dan weer was het gewoon hard. Hinderlijk bleef het. Waarom moest zoiets eigenlijk in de stad? Toen Bruce Springsteen kwam, was ik misschien de enige die dacht: je zal toch dichtbij het Malieveld wonen met een baby, of je zult ziek zijn en je bed niet uit kunnen om weg te vluchten naar een rustige plaats. Mensen kunnen raar gaan doen van al die ongevraagde decibellen, daar lees je genoeg over in de krant.
Mismoedig ging ik weer naar bed. Klagen luchtte op, maar de nachtelijke rust bleef uit. Net was ik onder het dekbed gedoken toen ik het geluid van trippelende pootjes hoorde. Op het bed landde mijn huiskater. Ik schuifelde naar hem toe en begon te aaien, dankbaar voor de troost. Bertje keek me aan en begon te spinnen. Dat zachte ronkende regelmatige geluid deed me goed. “Hier gaat het om,” zei ik, “dat wij samen kunnen zijn”. Dat vond hij ook. Toen ging ik weer op mijn eigen helft liggen. Nu zou het slapen vast lukken.
Die nacht werd ik heel even wakker van een zagend geluid. Bertje snurkt. Een klein en vredig snurkje is het, alleen bestemd voor mijn oren. En ik dacht, zo klinkt het geluk. ‘s Morgens werd ik als eerste wakker en keek naar hem, voelend hoe alles in mij zacht van liefde was.
Vilan van de Loo