Het hinderde me geweldig dat ik nou juist die ene pen niet kon vinden. Een Parkerpen. Mooi dikkig blauw schrijvend en toch smal in de hand. Zilverkleurig. Ideaal, gewoon. Waar was die pen?
Eerst bleef ik er kalm onder. Er verdwijnt hier in huis weleens vaker wat en dan keert het altijd weer terug naar de zichtbare dimensie. Dus ik keek eens onder mijn toetsenbord. Vervolgens onder een stapel papier. Daarna ruimde ik mijn werktafel op, zelfs eronder waar allerlei dozen en dingen staan. En toen verdween de kalmte opeens.
Waar.was.die.pen.
Voor dit soort situaties heb ik een oplossing. Ooit kocht ik per ongeluk een klein model schijnwerper (door de afbeelding dacht ik dat het een handtasmodel was) en die gebruik ik steeds als ik iets kwijt ben. Het volle licht aan. Je ziet alles. Behalve een pen.
Met de schijnwerper aan liep ik door het huis en ik zocht op alle logische en onlogische plekken, tot en met onder het bed, waar nog nooit een pen heeft gelegen. Alle tassen keerde ik om. Niks. Nergens. Die avond veegde ik met stoffer en blik het hele huis aan, om zo de drift een beetje kwijt te raken.
De dag erna zat ik aan tafel en keek opzij. Daar lag de pen. Die was ergens af gegleden. Kan gebeuren. Ik voelde me zeer tevreden en verwachtte dat dit fijne gevoel lang zou aanhouden. Maar het rare was, toen ik in de keuken stond om een kopje thee te maken, zocht ik in de stapel papieren op de ijskast naar de pen. Het ging vanzelf, net of mijn hersens niet wisten dat de pen terug was.
Even later: oja.
De thee was nog niet op, of ik had in een laadje gekeken of daar de pen in zat. Weer zo raar. Waarom kon ik niet ophouden met zoeken? Ik herinnerde me dat ik hetzelfde doe als ik met een brief in de hand naar een postbus zoek. Na het posten blijf ik rondspieden en bij elke brievenbus die ik ontwaar voel ik eerst de blije ‘gevonden!’ schok, daarna de inzinking van oja en dan de verbijstering over het eigen gedrag.
Kennelijk heb ik langzame hersens. Daarom heb ik de pen voor mijn ogen gehouden en hardop gezegd: “Brein, opgelet: de pen is terug, het zoeken kan ophouden.” Het hielp en dat was het gekste van alles.
Vilan van de Loo