Elk jaar van mijn leven heeft twee stukken. Het eerste is: voor de Tong Tong Fair. Het tweede is: erna. Nu zit ik er middenin. Met gemengde gevoelens, dat zeker.
Naar de Tong Tong Fair ging ik al toen het nog Pasar Malam Besar heette. De allereerst keer was overweldigend. De geuren. Die tenten. En vooral, zoveel Indische mensen bij elkaar, alle generaties waren er en ik zag wel honderden verschillende gezichten van dat grote eilandenrijk en bijna iedereen hoorde daar en hier thuis (of nergens). Buiten arriveerde een merkwaardige bus waaruit bedjes op wielen kwamen, en in die bedjes lagen ouderen die zelf niet meer mobiel waren. Ze wilden er toch bij zijn. Vaak de oudsten.
Nu wandel ik door de gangen van de Tong Tong Fair met weemoed in mijn hart. Die oudsten van toen zijn weg. Of nee, er zijn nog enkelingen. Dan zie ik een oude tante of oom achter een rollator, met pakjes voorin en familieleden om zich heen. En ik denk: blijf nog lang bij ons, als het lukt.
Weet u wat het is, als je jaar in-jaar uit ergens heen gaat, vaste prik, dan valt het extra op wie er niet meer zijn. Anderen hebben daar een verjaardag voor. Of Kerstmis, wanneer ik ook al liever alleen ben. Bij mij is het de Tong Tong Fair waarop ik merk dat de tijd voorbij gaat en de mensen meeneemt. En wat doe je eraan? Niets. Zo is het leven en daardoor komt de weemoed.
Elke keer als ik ‘s avonds weer thuis ben, stemt de dag die er was tot nadenken. Over dat eindige. En of ik wel genoeg leef, op de manier die bij mij past, ongeacht wat andere mensen ervan zullen vinden. Voor mij zijn dat de vragen die ertoe doen, en door de antwoorden ebt de weemoed langzaam weg.
Ja, dat is het: leven op de manier die bij je past. Kiezen uit datgene wat je te kiezen hebt. Zaterdag gaf ik een lezing op de Tong Tong Fair, de temperatuur was tropisch, ik stond onder hete podiumlampen en ik droeg een zwarte kraaltjesjurk, met lange mouwen en hooggesloten, ook dat nog. Het is mijn mooiste jurk en ik wilde hem zo graag aan. Misschien vind u het stom. Maar als ik eraan terug denk, dan glimlach ik als vanzelf. Daar gaat het om.
Vilan van de Loo