Er zijn herinneringen, zo mooi en zacht dat je zou wensen er elke dag in te kunnen badderen, en toch liggen die herinneringen buiten het bereik. Dan is er iets nodig, om ze terug te brengen. Maar dat heeft een prijs.
Aan het einde van deze week verschijnt mijn boek ‘Van Tim naar Bertje’. Daarin vertel ik over hoe het was toen mijn kleine rode kater Tim stierf, dat is straks twee jaar geleden. Hoe het was? Beroerd. Rouwen doet aan alle kanten pijn, ook aan je hersens. Die willen overleven. Dus die duwden al die lieve knusse herinneringen aan Tim en mij weg, hopla, in de vergeethoek, daar lagen ze goed, uit het zicht.
Nu komt er beweging in die vergeethoek. Dan weet ik opeens weer hoe vrolijk Tim elke ochtend de slaapkamer inwandelde, het staartje fier de lucht in. Dat was in de goede tijd, voordat hij ziek werd. Het leven met een dier heeft zo veel gezelligs, een knusheid die me elke keer zacht van binnen maakte. Want het gaat niet om prestaties of succes en of je haar wel goed zit. Het gaat om met z’n tweetjes op een kussen liggen, en naar elkaar kijken en voelen dat je samen bent. Dat heb ik met Bertje gevonden. Net als Tim is hij rood. Maar verder helemaal anders. Dat staat ook in het boek, hoe ik opnieuw de liefde bij deze grote poezeman vond.
Met dit boek over rouwen en liefhebben komen interviews. De Telegraaf, het Parool, kleine en grote gesprekken over wat er tussen Tim en mij was – en vragen, o, al die vragen. Daardoor komen de herinneringen terug, afgestoft na het lange verblijf in de vergeethoek. Wat ook terugkeert, is het verlangen naar Tim. O, hem nog eens te kunnen zien, te kunnen aaien, zijn warmte te voelen en te kunnen zeggen hoe fijn het was, elke dag van de zeventien jaren dat we samen waren. Verlangen is gemis.
Na de dood van Tim heb ik veel gelezen over rouw. Keer op keer kwam ik die ene opmerking tegen: dat de tijd alle wonden heelt.
Dat is een leugen.
Tijd maakt de pijn van missen draagbaar. Dat is al veel. Niet elk verdriet gaat over. Maar met het gemis, neem ik graag de herinneringen terug aan een grote liefde, tussen vrouw en kater. Dat gaat nooit voorbij.
Vilan van de Loo